Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed [1]ontheiligd had, werd zijn [2]eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet [alzo], dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht; 1. Te weten, beslapende Bilha zijns vaders bijwijf, Gen.35:22. Zie Gen.49:4. 2. Dat is, het recht, dat de eerstgeborene had boven zijn broeders, genietende dubbele portie of deel in het erfgoed, Deut.21:17. Dit werd Jozef en zijnen zonen gegeven, want in de uitdeling van het land Kanaan zijn Efraim en Manasse nevens de andere stammen in het lot gesteld, om hun deel te hebben. Zie van Jozef Gen.48:22, en van zijn zonen, Gen.48:5.